Groepshuisvesten: hogere prijs?

01 juni 2012
-
2 minuten

In 2013 verplicht de EU het huisvesten van drachtige zeugen in groepen. Dit is een kans voor de sector. De prijzen van eieren stegen immers na een verbod op batterijeieren. Zal met de biggenprijs hetzelfde gebeuren?

Met ingang van 2013 moeten drachtige zeugen in groepen worden gehuisvest, zo heeft de EU afgekondigd. Er zijn landen die dit al grotendeels voor elkaar hebben. Andere landen zijn in meerdere of mindere mate op weg. De maatregel kan tot gevolg hebben dat zeugenhouders ermee ophouden. Een belangrijke vraag is: in hoeverre houden de landen zich aan de wettelijke verplichting? Hoe strakker de naleving per land, hoe groter de daling van de productie. Het aanbod van biggen neemt dan sterk af en de prijzen zullen daardoor naar verwachting stijgen.

Gevolgen groepshuisvesting

Volgens cijfers van Eurostat is de zeugenstapel in 2011 met 3 procent gedaald. In 2013 kan de biggenproductie nog verder omlaaggaan. Bepalend voor de (daling van de) productie is in hoeverre de individuele landen de EU-wetgeving inzake de verplichte groepshuisvesting van drachtige zeugen zullen handhaven.
De Britse sectororganisatie BPEX heeft onderzocht wat de gevolgen zijn van die verplichte groepshuisvesting op de Europese markt. Ze inventariseerde de stand van zaken in de verschillende landen en heeft hierover een uitvoerig rapport geschreven. De inventarisatie van BPEX levert het volgende op:
» In drie lidstaten hebben alle bedrijven groepshuisvesting voor drachtige zeugen. Dit zijn Luxemburg, Zweden en Groot-Brittannië.
» Zeven lidstaten geven aan dat eind dit jaar 90 procent van de bedrijven groepshuisvesting heeft.
» Vijf lidstaten zeggen dat op 70 tot 90 procent van de bedrijven groepshuisvesting is gerealiseerd.
» Drie lidstaten kunnen geen betrouwbare indicatie afgeven. Percentages die genoemd worden, liggen tussen de 30 tot 60 procent.

De zeugenstapel is in 2011 met 3% gedaald en zal verder dalen door de verplichte groepshuisvesting

Scenario’s

BPEX heeft vervolgens een aantal scenario’s uitgewerkt.

Scenario 1 ligt het meest voor de hand en ziet er als volgt uit:
» De varkensvleesproductie in de totale EU valt met 5 procent terug.
» De biggenprijs stijgt significant.
» Er ontstaat een prijsverschil tussen biggen die wel en die niet afkomstig zijn van groepshuisvesting. Dit gebeurt als de verwerkende industrie en retailers groepshuisvesting in hun leveringsvoorwaarden opnemen. Zo is het ook gegaan met de scharrel- en kooi-eieren.
» Er is een overcapaciteit in de vleesverwerkende sector. De onderlinge concurrentie in een krappere markt zal leiden tot een verdere rationalisatie van de vleesverwerkers.

Scenario 2 gaat uit van het rigoureus naleven van de wetgeving vanaf 2013.
» De productie van varkensvlees daalt met meer dan 10 procent.
» Er ontstaat een tekort aan varkensvlees.
» Het kunnen leveren wordt belangrijker dan de prijs.
» Op langere termijn zijn er grote structuurveranderingen in de Europese varkenshouderij.

Prijsstijging

De verplichte groepshuisvesting kan dus leiden tot een productiedaling. Welk mogelijk effect een huisvestingsmaatregel heeft op de prijs, kunnen we zien bij de prijsontwikkeling van eieren na het verbod op legbatterijen in 2012 (zie de grafiek in figuur 1).

stijging eierprijzen in EU na verbod batterijen
Grafiek Eierprijzen stegen in 2012, omdat pluimveehouders stopten toen ze moesten omschakelen naar scharrelkippen

De BPEX verwacht dat de productie na twee tot drie jaar terug is op het niveau van 2011 door continue productiviteitsverbetering en nieuwbouw. Ze voorziet dat in de periode 2013 tot 2014 de marktprijzen goed zullen zijn. Het uitgangspunt daarbij is dat de varkenscyclus altijd al zijn werk heeft gedaan. De prijzen stijgen bij afname van de productie en zullen dalen als de productie toeneemt. Natuurlijk vermeldt BPEX erbij dat er meer factoren zijn die invloed hebben op de varkensprijzen. Niettemin leidt de invoering van de verplichte groepshuisvesting tot goede vooruitzichten voor de varkenshouders, die de afgelopen jaren al te maken hebben gehad met te lage rendementen.