Het onverwacht grote succes van het Beter Leven-keurmerk

07 januari 2019
-
5 minuten

Twintig jaar geleden legde de Dierenbescherming in samenwerking met het bedrijfsleven het fundament voor het Beter Leven-keurmerk. “Nu is dit het meest bekende keur-merk met een omzet van € 2 miljard”, zegt programmaleider Marijke de Jong. “Goed voor het dierenwelzijn en goed voor de sectoren.” Het interview met Marijke de Jong vindt plaats op het kantoor van de Dierenbescherming in Voorburg.

“SAMENWERKING MET HET BEDRIJFSLEVEN HEEFT VEEL OPGELEVERD"

Marijke de Jong studeerde biologie en ethologie aan de landbouwuniversiteit in Wageningen. Ruim 25 jaar werkt ze bij de Dierenbescherming. Ze stond aan de wieg van het in ons land meest bekende duurzaamheidslabel Beter Leven waar ze nu programmamanager van is. De Jong vertelt over het ontstaan van het keurmerk, de samenwerking met het bedrijfsleven en wat de Dierenbescherming nog verder wil bereiken. Het Beter Leven-keurmerk heeft een grote impact op de vleessector en ook de veehouderij. “Het keurmerk toont onomstotelijk aan dat er aandacht wordt besteed aan verbetering van het dierenwelzijn. Boeren zijn weer trots op hun bedrijven en supermarkten kunnen met het label laten zien dat het goed zit met het dierenwelzijn”, aldus Marijke de Jong. 1.600 veehouders nemen momenteel deel. “Een mijlpaal is dat in 2015 Albert Heijn besloot alleen nog maar één-ster Beter Leven-varkensvlees te verkopen (ook vleeswaren) en dat een jaar later andere supermarkten volgden. Daarmee was de grootste vleessector helemaal om”, geeft Marijke de Jong aan.

Contact met consumenten

“Wij zijn bij de Dierenbescherming lang bezig geweest – en nu nog – om dierenwelzijn te verbeteren door met lobbywerk wettelijke regelgeving in Den Haag en in Brussel tot stand te brengen”, vertelt De Jong. “Daarnaast hadden we altijd veel contacten met het bedrijfsleven. Dat geldt voor de hele keten, van de mengvoerbedrijven tot en met de supermarkten. We hebben lang nagedacht hoe wij direct consumenten kunnen bereiken om meer aandacht te hebben voor dierenwelzijn. Een voorbeeld was onze Engelse zusterorganisatie RSPCA, die als eerste een eigen keurmerk introduceerde dat redelijk succesvol was. Wettelijke regelgeving is mooi, maar als dat niet lukt, kun je voor een andere aanpak kiezen. Daarom sprak het Engelse voorbeeld wel aan.”

"Een mijlpaal is dat in 2015 Albert Heijn besloot alleen nog maar één-ster Beter Leven-varkens -vlees te verkopen"

Kans

In 2000 deed zich een kans voor met een proefproject in de vleeskuikenhouderij, gefinancierd door de overheid en in samenwerking met een diervoederbedrijf en twee supermarkten. “Er waren toen al veel welzijnsproblemen bij de vleeskuikens, waar de overheid met regelgeving niets aan deed”, zegt De Jong. “Wij gingen in dat project op zoek naar een houderijmethode met een beter dierenwelzijn. Dat hield in een trager groeiend ras en een stalconcept met een overdekte uitloop.” Het ras werd gevonden in Frankrijk, de Hubertkip. Een belangrijk onderdeel van het project was het vaststellen of het dierenwelzijn inderdaad verbeterde. “Of dierenwelzijn objectief vast te stellen is, hoeven we niet te discussiëren. Daar is voldoende wetenschappelijke kennis en literatuur over. Tijdens het project werden proeven met dieren gedaan. Een bekende proef is de gatescore, waarmee je het loopvermogen van dieren meet. Daarnaast kun je beoordelen hoe dieren zich over de stal verspreiden. Er zijn ook andere criteria. Tegenwoordig wordt bijvoorbeeld voetzoolleasies standaard in slachterijen beoordeeld.”

Na afloop van het proefproject werd op basis van wetenschappelijke kennis bepaald aan welke normen een concept met een verbeterd welzijn moest voldoen. Dit concept werd de Volwaard-kip. Vier supermarkten waren in 2007 bereid een jaar lang deze kip in het schap te leggen. De Jong: “Wij grepen toen de kans om een eigen keurmerk namens de Dierenbescherming er aan te verbinden. We noemden dit het Beter Leven-keurmerk en hebben vanaf het begin het drie sterrensysteem gehanteerd met een oplopend niveau van welzijn.”

Meerdere dierensoorten

De proef met de Volwaard één-ster Betere Leven-kip verliep goed. Iedereen was tevreden. “De vleeskuikenhouders waren zelfs supertevreden”, zegt De Jong. “Ook onze ledenvergadering ging er mee akkoord dat we op deze weg verder zouden gaan. Dat was niet helemaal zo vanzelfsprekend, want een deel van de leden vindt dat we dieren moeten beschermen en niet opeten. Het doel van de Dierenbescherming met het Beter Leven-keurmerk is het verbeteren van het welzijn van zoveel mogelijk dieren. Daar kan de meerderheid van de leden zich wel in vinden.” Het succes van het keurmerk bij de vleeskuikens bleef niet onopgemerkt. Verscheidene organisaties uit andere sectoren zoals de vleeskalverhouderij, legpluimvee en varkenshouderij meldden zich bij de Dierenbescherming om een samenwerking voor een keurmerk aan te gaan. “De achterliggende reden was de grote maatschappelijke druk”, legt De Jong uit. “Er was veel kritiek op vlees en eiproducten in de supermarkten, aangewakkerd door onder andere Wakker Dier. Die organisatie heeft een andere rol dan wij. Wij communiceren niet zo hard en zoeken de nuance. Wij proberen door middel van samenwerking het welzijn van dieren te verbeteren. Dat is meer op de achtergrond en soms een weg die jaren in beslag neemt. De supermarkten kozen massaal voor ons keurmerk om aan de kritiek tegemoet te komen met gecontroleerd welzijnsvriendelijke producten. Een andere reden was soms dat zij hiermee ook een betere concurrentiepositie probeerden te veroveren.”

Normering

Voor elke diersoort hanteert de Dierenbescherming een uitgebreide normering waaraan de huisvesting en verzorging moeten voldoen om in aanmerking te komen voor één of meerdere sterren. “Elke twee jaar bekijken we of we de normen kunnen aanpassen om het dierenwelzijn te verbeteren. Als we iets aanpassen doen we dat afgewogen zodat het haalbaar is voor de deelnemers. Als het nodig is geldt er een overgangstermijn. Dat kan bij verbouwingen wel eens vijf of tien jaar zijn. Ook stemmen we nieuwe normen met de LTO en de betrokken veehouders af. Sinds kort doen we dat door bijeenkomsten te organiseren want we willen graag meer contact met de deelnemende veehouders.” Een groep ketenregisseurs, vaak slachterijen en eierpakstations, is een vast aanspreekpunt voor de Dierenbescherming. Zij praten mee over de toepassing van nieuwe normen. Vanaf volgend jaar maakt de Dierenbescherming bekend wat de plannen zijn op langere termijn, zodat veehouders daar al vast rekening mee kunnen houden bij plannen of bouwen van nieuwe stallen. “Sommigen spelen daar nu al op in”, zegt De Jong. “Ik las kortgeleden een verhaal van een varkenshouder die een stal bouwt voor gangbare varkens. Hij laat de stal voorzien van ramen, zodat hij voorbereid is op een eventuele overschakeling op het Beter Leven-keurmerk. Dat is leuk om te lezen.”

De weg naar beter

Met het Beter Leven-keurmerk legt de Dierenbescherming een weg af om het dierenwelzijn stapje voor stapje verder te verbeteren. “Met het invoeren van het één-ster-keurmerk hebben we de excessen teruggebracht”, legt De Jong uit. “Het vervolg is dat we nu een positieve bijdrage aan welzijn realiseren door dieren meer ruimte te geven, meer afleidingsmateriaal en een goed stalklimaat. Uiteindelijk willen we toe naar diergericht ontworpen stallen. Deze stallen worden specifek gebouwd aan de hand van de behoeften van de dieren. Ze hoeven niet zozeer veel meer ruimte te hebben, als de omgeving maar tegemoet komt aan wat de dieren nodig hebben.” Een discussiepunt is vaak hoe welzijn zich verhoudt tot duurzaam. De Jong stelt zich op het standpunt dat er veel regels voor het milieu zijn en nog maar weinig voor dierenwelzijn. De Dierenbescherming werkt aan een project waarbij milieuaspecten worden meegenomen. “Ons uitganspunt is dat milieu niet ten koste mag gaan van het dierenwelzijn,” zegt zij. Overigens heeft de Dierenbescherming geen invloed op de prijsvorming of toeslagen die gelden voor Beter Leven-dieren. “We zorgen alleen voor het keurmerk, hoewel we voorstander zijn van een eerlijke prijs voor de veehouders”, zegt De Jong.

Buitenlandse belangstelling

Vanuit het buitenland wordt er met bewondering gekeken naar Nederland waar een organisatie als de Dierenbescherming met het bedrijfsleven een succesvolle formule hebben ontwikkeld. De Jong krijgt veel vragen en ze is ook graag bereid om te vertellen hoe het bij ons werkt. “We zijn met Duitse organisaties in gesprek”, zegt De Jong. “We vergelijken criteria en misschien dat we in de toekomst de normen kunnen harmoniseren. Het is trouwens niet ons doel om onze werkwijze te exporteren. Wij willen graag dat in andere landen ook aandacht is voor dierenwelzijn zodat de dieren daar eveneens een beter leven krijgen.”

Voorlopig vallen er in eigen land ook nog zieltjes te winnen. “Er zijn nog voldoende mensen, waaronder voorlichters en andere adviseurs, die een negatief vooroordeel hebben over dierenwelzijn,” zegt De Jong. “Dat is jammer omdat er veel voorbeelden zijn van veehouders die hun plezier terugkregen in het werk en goede resultaten boeken. Mijn advies aan adviseurs en veehouders is: sta open voor geluiden uit de maatschappij, probeer er wat aan te doen en doe dat vooral samen met ons.”