Hoge rantsoenefficiëntie bij koeien

01 oktober 2014
-
3 minuten

Per 1 april 2015 verdwijnt de melkquotering. Onder voorwaarden mag er meer melk geproduceerd worden. De beschikbaarheid van ruwvoer en de mineralenbenutting zijn twee belangrijke factoren voor een bedrijf om te kunnen groeien. Een efficiëntere benutting van ruwvoer en een efficiëntere mineralenbenutting dragen bij aan de ruimte die we krijgen voor het produceren van meer melk.

Het verkorten van de tussenkalftijd met drie weken en het verhogen van de melkproductie per koe met 500 kg, zorgt voor 0,10 hogere rantsoenefficiëntie. Uit analyse van de rantsoenefficiëntie op een honderdtal bedrijven (Praktijkonderzoek De Heus, 2012) bleek al dat de gemiddelde ruwvoerkwaliteit mede bepalend is voor de efficiëntie. De kopgroep met de hoogste efficiëntie had ook een hogere ruwvoerkwaliteit, de VEM-dichtheid van het rantsoen was hierdoor +15 VEM per kilogram drogestof hoger. Naast ruwvoerkwaliteit zijn er meer factoren die de rantsoenefficiëntie beïnvloeden. Zoals het ‘frame’ de dragende constructie van de fiets is, zo zijn ruwvoeropbrengst en –kwaliteit, vruchtbaarheid en melkproductie de dragende constructie voor een melkveebedrijf.

Sturen op efficiëntie

Input-output is na 1 april 2015 meer bepalend voor het resultaat op een melkveebedrijf. Zodra de meeropbrengsten voor extra kilogrammen melk groter zijn dan de meerkosten is het aantrekkelijk om deze extra melk te leveren. Daardoor zal meer dan in het verleden worden gestuurd op dagopbrengsten minus dagkosten of opbrengsten per koe minus kosten per koe. Daarom zal rantsoenefficiëntie een belangrijker kengetal worden. Met rantsoenefficiëntie wordt immers gekeken naar input versus output. Hoeveel kilogram drogestof nemen de melkkoeien op (en wat is de gemiddelde prijs per kilogram drogestof) en hoeveel melk wordt hiervan geproduceerd (en wat is hiervan de opbrengstprijs)? De melkproductie bij koeien wordt gerealiseerd volgens de productiecurve. In figuur 1 staat de gemiddelde 305 dagen productie van een veestapel met 8.500 en 9.000 kg. Van de veestapel die gemiddeld 190 dagen in lactatie is en 9.000 kg in 305 dagen produceert, is de gemiddelde dagproductie 28 kg melk. Van de veestapel die 210 dagen in lactatie is en 8.500 kg melk produceert, is de melkproductie 24,7 kg melk.

Grafiek 1: Productiecurves van een veestapel met een 305 dagen productie van 8.500 en 9.000 kg melk

Bepalen rantsoenefficiëntie

Door in beide situaties de rantsoenen van de veestapel door te rekenen kan worden berekend hoeveel drogestof wordt opgenomen en wat de rantsoenefficiëntie is. In tabel 1 wordt duidelijk dat het effect van een gemiddeld lager aantal lactatiedagen (-21 dagen) van de veestapel iets minder bijdraagt aan een hogere rantsoenefficiëntie dan een hogere melkproductie (+500 kg). Wordt zowel een lager gemiddeld aantal lactatiedagen (-21 dagen) als ook een hogere melkproductie (+500 kg) gerealiseerd, dan is samen een effect op de rantsoenefficiëntie van +0,10 te bereiken. De rantsoenefficiëntie neemt toe van 1,35 naar 1,45.


Tabel 1: Gemiddelde kilogrammen melk, drogestofopname en voerefficiëntie bij 8.500 en 9.000 kg melk en gemiddeld aantal lactatiedagen van 190 en 210 dagen

Een hogere rantsoenefficiëntie heeft direct een positieve invloed op de mineralenefficiëntie op rantsoen niveau. Ook heeft een hogere rantsoenefficiëntie zeker een positief effect op het financiële resultaat van een bedrijf. Rekenen we beide situaties door op basis van een kostprijs van 15 eurocent per kg drogestof voor ruwvoer en 27 eurocent voor krachtvoer en een opbrengstprijs van melk van 35 eurocent per kilogram melk, dan is het dagsaldo per koe bij de lage rantsoenefficiëntie € 4,88 per koe per dag en bij de hoge rantsoenefficiëntie € 5,76 per koe per dag. Het verschil per jaar op een bedrijf met 80 melkkoeien is dan maar liefst € 25.000,-! Daarmee kunnen we gerust vaststellen dat het loont om sturing te geven aan een hogere rantsoenefficiëntie. Een hogere rantsoenefficiëntie kan worden bereikt door de tussenkalftijd te verkorten en de melkproductie per koe te verhogen.