Natte voorjaarskuil vraagt aandacht
Het voorjaar was laat zodat de eerste snede pas begin juni volledig binnen was. De meikuilen zijn overwegend nat en de junikuilen duidelijk droger. Deze grote verschillen vragen een passende aanvulling om de voederwaarde optimaal te benutten.
Door het late, natte voorjaar kwam de grasgroei pas in april op gang. Gewassen van begin mei zijn dus erg jong, en zeer goed verteerbaar. De eerst gemaaide percelen kwamen goed binnen. Later maakte het wisselvallige weer het voordrogen erg lastig met als gevolg dat er veel nat ingekuilde kuilen zijn. De conservering van deze kuilen is goed dankzij het hoge zuurgehalte, alhoewel het gevaar van boterzuurvorming op de loer ligt. Ook is het ammoniakgehalte regelmatig aan de hoge kant. Naarmate het jaar vordert wordt het weer beter. Toch is de eerste snede aan de natte kant: circa twee derde van de meikuilen en een derde deel van de junikuilen bevat minder dan 40 procent droge stof.
Laag eiwitgehalte
De nattere voorjaarskuilen bevatten gemiddeld 32,2 procent droge stof en een betrekkelijk laag eiwitgehalte van circa 14,5 procent. Het suikergehalte valt ook tegen (54 g/kg ds). Het melkzuurgehalte is daarentegen vrij hoog (57 g/kg ds). De drogere eerste snede bevat gemiddeld 48 procent droge stof en circa 14 procent eiwit. Het suikergehalte is duidelijk hoger dan bij de natte kuilen, gemiddeld 105 g/kg ds. De tweede snede blijkt een vergelijkbaar drogestofgehalte te hebben dan de drogere, eerste snede (48,1 procent). Het eiwitgehalte is gemiddeld hoger (158 g/kg ds) dan de eerste snede. Het suikergehalte is daarentegen iets lager, circa 90 g/kg ds. Het suikergehalte vertoont weer een duidelijk verband met het drogestofgehalte: hoe droger, des te meer suiker (zie grafiek 1). Het eiwitgehalte heeft geen verband met het drogestofgehalte.
Grafiek 1: relatie suiker- en eiwitgehalte met drogestofgehalten van voorjaarskuilen 2013.
Pensenergie
Uit onderzoek van BlggAgroXpertus bleek dat de afbraaksnelheid van NDF (celwanden) van de nattere kuilen circa 20 procent hoger was dan van drogere kuilen (50 procent ds). Dit betekent echter niet, dat deze kuilen ook 20 procent meer pensenergie opleveren. Het netto effect op het gehalte aan fermenteerbare koolhydraten (de pensenergie) is minder groot. Bij de nattere kuilen, die ook weinig prik bevatten, is de structuurvoorziening belangrijk, mede door het hoge melkzuurgehalte.
Gewone voederwaarde, tweede snede past goed
De voederwaarde van de eerste snede is maar gewoon: 893 VEM in natte kuilen en 860 VEM in de droge kuilen (zie tabel 1). De SDVE is vooral in de natte kuilen laag, 63 gram per kilogram droge stof, ongeveer 12,5 procent lager dan de 72 g SDVE per kg ds in de drogere kuilen. De SOEB van de natte kuilen is relatief hoog. De tweede snede sluit door het hogere eiwit mooi aan op de eerste snede die een laag eiwitgehalte heeft. Doordat ook het suikergehalte redelijk hoog is, is de SDVE duidelijk hoger dan van de natte eerste snede. Ook de VEM valt hierdoor alleszins mee. De VEM daalt door de slechtere verteerbaarheid van de celwanden en een lager organischestofgehalte in de eerste snede. Daarom is de energievoorziening een duidelijk aandachtpunt. Wij adviseren daarom uw kuilen te laten analyseren op voederwaarde. Dan kunt u de voederwaarde beter benutten. Denk daarbij ook aan de gehalten aan mineralen en sporenelementen.
Tabel 1: gehalten en voerwaarde van voorjaarskuilen van 2012 en 2013.
Wisselende kwaliteit snijmais
De vroeg gezaaide snijmais had door de kou een trage start. Door het relatief droge vervolg stond de mais er lange tijd op veel plaatsen slecht bij. Pas toen later in de zomer de warmte kwam, haalde het snel een groot deel van de achterstand in, alhoewel er soms grote regionale verschillen zijn. De bloei was hierdoor ook later. Door het uitblijven van neerslag liep de groei na de bloei terug. Een mooie septembermaand bepaalt het verloop van de afrijping. Zeker is dat het hakselen dit jaar niet vroeg moet starten. Helemaal niet, als de snijmais gecombineerd wordt met een natte eerste snedegraskuil. De opbrengst aan droge stof en de voederwaarde zullen dit jaar dan ook erg variabel zijn. Het toevoegen van Bonsilage Mais om broei in de snijmaiskuil te voorkomen heeft vorig jaar duidelijk goede resultaten gehad. Door de verbeterde voederwaarde en opname levert de toevoeging van Bonsilage Mais ongeveer € 100,- per hectare op. Wanneer het zetmeelgehalte van de snijmaiskuil laag uitvalt, kunt u dit compenseren met krachtvoeders met een hoog glucoseleverend vermogen (GLV). Voorbeelden hiervan zijn Protex Gras, Mais Solide, Protex Patent en Relax. Ook kunt u het basisrantsoen aanpassen met Rucom’s met mais, (geplette) tarwe en eventueel bijproducten.
Tabel 2: de voederwaarden van Synchro Geel, Protex Gras, Synchro Winter en Mais Solide.
Rantsoenaanvullingen
1. De natte voorjaarskuilen hebben weinig SDVE- en gewone VEM-waarden. De relatief zure kuilen zijn over het algemeen wel smakelijk, ondanks de wat hogere ammoniakfractie. Let bij deze natte kuilen ook op boterzuur. Zorg dat de mest niet te dun wordt en houd de koeien schoon. Hiermee voorkomt u dat sporen van boterzuur via de uier in de melk terechtkomen.
2. Bij het toepassen van de eerste snede in het rantsoen, dient u goed rekening houden met de structuurvoorziening. Het combineren van de eerste met de tragere tweede snedekuil is een goede optie, ook gezien het eiwitgehalte. Een aanvulling met een Rucom met soja of (bestendig) raapschroot is gewenst, afhankelijk van de hoeveelheid snijmais en eiwitarme bijproducten in het rantsoen.
3. Heeft de voorjaarskuil te weinig structuur? Gebruik dan ruwvoeders met structuurleverend vermogen als lucerne en graszaadhooi in het rantsoen. Ook kunt u kiezen voor krachtvoeders met een geleidelijke pensafbraak zoals de Synchro Geel (met pensbuffer). Heeft u daarnaast een vlotte, zetmeelarme snijmais kuil? Dan is Protex Gras of Mais Solide een uitstekende keuze.
4. Bij tekorten aan ruwvoer is een gedeeltelijke vervanging door de Ruwvoermix een waardevolle aanvulling.
5. Afhankelijk van de verteerbaarheid van de voorjaarskuilen is in verband met de pensenergie een aanvulling met tarwe gewenst. Bij een beperkt aandeel snijmais of tegenvallend zetmeelgehalte van de mais, kunt u geplette tarwe of mais in de Rucom opnemen. Deze producten hebben een hoog glucoseleverend vermogen (GLV).
6. Bestermine Buffer bevat bufferende componenten, die de koe ondersteunen bij pensverzuring. Deze componenten voorkomen dat de gezondheid van uw dieren in het gedrang komt.
7. Synchro Winter en Protex Gras passen afhankelijk van de overige rantsoencomponenten prima bij de drogere kuilen van de zomer en nazomer. Synchro Winter is speciaal aangepast aan de eiwitarmere,
tragere kuilen.
8. Via uw voerspecialist of handelaar kunt u voor uw bedrijf een rantsoen laten opstellen. Zeker gezien de moeilijke voorjaarskuilen is dit zeker aan te bevelen.