Meer melk uit eigen ruwvoer dankzij een betere bodem en bemesting
De basis voor meer en beter ruwvoer is de bodem. Het is daarom belangrijk om op tijd te beginnen met een plan voor de bemesting dat is afgestemd op jouw grond en jouw doelstellingen. Wanneer je eerder met drijfmest het land op kan, stimuleert dat het bodemleven en daarmee de bodemtemperatuur. Met het vernieuwde GrasPlusassortiment kan je aanvullend bemesten om de opbrengst, de kwaliteit en de smakelijkheid van het ruwvoer te optimaliseren, zodat je meer melk kan halen uit ruwvoer.
Drijfmest vroeg en verdund uitrijden
Als het mogelijk is, kan je de drijfmest het beste vroeg en het liefst verdund uitrijden. Dit kan vanaf 16 februari. Door de teruglopende bemestingsruimte is het belangrijk om goed te kijken naar de verdeling van drijfmest over het jaar. Wanneer je voor de eerste snede circa 20 kuub per hectare gebruikt, is er voor latere snedes ook nog drijfmest beschikbaar. Door drijfmest te verdunnen met water, zal het gewas optimaal stikstof uit de mest opnemen.
Aanvullende kunstmestgift
Een trend die je de laatste jaren steeds meer ziet, is het opdelen van de kunstmestgift van de voorjaarsbemesting. Het opdelen van de kunstmestgift stimuleert de vroege begingroei en daarmee de opbrengst. Daarnaast wordt het risico op uitspoeling verkleind. Wanneer je kiest voor een gedeelde gift kan er eind februari al gestrooid worden met de GrasPlus Start. Dit is een korrelmeststof met voornamelijk ammoniumstikstof en zwavel waar het gras vroeg in het seizoen de meeste behoefte aan heeft. Eind maart kan dan de aanvullende gift gestrooid worden. Afhankelijk van het gewenste gehalte ruweiwit van de eerste snede, kan dan 30 tot 60 kilo zuiver stikstof (N) gestrooid worden. Dit zou de nieuwe GrasPlus Productie. kunnen zijn. Dit is een homogene korrelmeststof met 24% stikstof, 15% zwavel en 12% calcium.
Oogstmoment
Meestal is de planning om eind april, begin mei de eerste snede gras te oogsten. Om een optimale DVE/OEB-verhouding te krijgen en daardoor de eiwitbenutting te verbeteren, is voor de eerste snede het advies om wat droger in te kuilen. De streefwaarde hierbij is een drogestofpercentage van 40 à 45% in de kuil. Daarna kun je aanvullend bemesten, zodat je de tweede snede begin juni kunt oogsten. Rond die tijd begint het gras te bloeien en dat geeft bij te laat oogsten een forse daling van de voederwaarde. Het streven is om het bloeistadium van het gras voor te zijn.
TIPS VOOR BETER RUWVOER
- Geef ruwbeemd, straatgras en witbol geen kans. Verwijder deze ondiep wortelende grassen in het voorjaar door te wiedeggen.
- Maak indien mogelijk lasagne kuilen om zodoende langer een stabiele, goede kuil te voeren.
- Zorg voor voldoende verdichting van de kuil om broeiverliezen te voorkomen. Met een toevoegmiddel en voldoende zon voor extra suiker in het kuilgras haal je de meeste melk uit je ruwvoer.
Voor latere snedes is Kali belangrijk
Voor de latere snedes is niet alleen stikstof belangrijk, maar vooral ook Kali. Met de teruglopende drijfmestgiften wordt de Kali balans in de bodem negatief. Kali bevordert de sapstromen in de plant. Met voldoende Kali blijft het gras vitaler, heeft het aanzienlijk minder roest en blijft het smakelijker, waardoor het beter opgenomen wordt door de koeien. Met GrasPlus Vitaal of GrasPlus Zomer kan in één werkgang zowel stikstof als Kali gestrooid worden. Je kan ook later in het seizoen met KAS werken en aanvullen waar het nodig is. Dat doe je door gericht Kali Roll 48% of Kali 60 te strooien.
Welke aanpak past het best bij jouw bedrijf?
Elke bodem is anders en elk bedrijf heeft z’n eigen doelstellingen. Met de steeds krappere bemestingsnormen adviseren wij om de komende periode een bemestings- en ruwvoerplanning te maken. Goed bodemmanagement is daarbij cruciaal en op elk bedrijf anders. Wil je weten welke aanpak past bij jouw bedrijf? Onze ruwvoerspecialisten van Agra-Matic Mineraal helpen je graag.
Over de auteur
Gert Anker
Accountmanager Rundvee