Staar je niet blind op een hogere productie
Lector Omgevingsinclusief Ondernemen, wat betekent dat? Een lector is een soort hbo-professor. Hbo’s hebben tegenwoordig ook eigen onderzoeksgroepen, die worden geleid door lectoren. Zij zijn vaak gepromoveerd op een bepaald onderwerp en hun doel is om dit te verankeren in het onderwijs richting studenten en door projecten voor bedrijven en overheden. In mijn geval gaat dat over de strategie van de boer. De samenleving verwacht en eist steeds meer van die boer en het boerenbedrijf. Onze insteek is hoe je al die verwachtingen en eisen in je strategie kunt vertalen naar mogelijkheden voor het bedrijf.
Wat maakt Aeres Hogeschool anders?
Voor mij zijn dat onze studenten, die zich verdiepen in de wereld van landbouw en voedsel. Op onze faculteit in Dronten zien we veel jonge boeren en boerinnen, de boerensfeer is voelbaar. Ze versterken elkaar en bouwen aan prachtige netwerken. Tegelijk is dit ook juist een aandachtspunt waar het lectoraat aan werkt, want hoe voorkom je dat je zo alleen in je eigen leefwereld actief bent? Daarom trekken we heel bewust ook de maatschappelijke context de school in. En dat is voor onze studenten heel waardevol. Je krijgt een bredere blik, meer begrip voor de belangen van stakeholders, maar het helpt je ook heel nadrukkelijk om nieuwe marktmogelijkheden te zien.
Waar worden studenten toe opgeleid?
Veehouder, ondernemer of agrariër? Onze studenten komen op heel veel plekken terecht; op agrarische bedrijven en in de nationale en internationale agro- en foodsector. Belangrijk voor alle studenten is dat zij een goed beeld hebben van hoe de agrarische sector zo gegroeid is. Het enorme succes van de productiestrategie als antwoord op de maatschappelijk vraag naar veel, goed en goedkoop voedsel. Tegelijk is ook belangrijk dat zij een goed beeld krijgen van de uitdagingen waar landbouw voor staat en dat in die uitdagingen ook het speelveld aan mogelijke strategieën voor het agrarisch bedrijf groter wordt. Maar we leren ze vooral ontdekken wat hun eigen voorkeuren zijn en hoe ze daarmee kunnen aansluiten op de mogelijkheden in de toekomst.
Hoe gaat het agrarisch speelveld in Nederland er in 2030 uitzien?
We zien momenteel dat een deel van Nederland erg kritisch is op de agrarische sector. Daarbij wordt makkelijk vergeten dat wij met zijn allen ook echt dagelijks heel veel voedsel nodig hebben. Daarom zal de voedselproductiefunctie blijven met bedrijven die veel produceren met een hoge basiskwaliteit. Daar zal schaalvergroting niet stoppen, waarbij spannend is in hoeverre dit nationaal zal gebeuren en in hoeverre dit internationaal wordt. In de Nederlandse context zijn er daarnaast kansen voor agrarische bedrijven die zich in hun producten en diensten richten op toegevoegde waarde. Daarbij staan dus niet de tonnen product centraal, maar een divers platteland met natuur, landschap, zorg, recreatie en ook met bijzondere producten waar boeren hun eigen vakmanschap in kwijt kunnen. Er is ook echt ruimte in de markt voor producten met meerwaarde en daar wordt ook voor betaald. Het is aan ons om die kansen te benutten, zodat de omzet daarvan bij de boeren terechtkomt.
Wat is in jullie onderwijs belangrijk, zodat onze toekomstige boeren hun ontwikkelruimte goed in beeld krijgen?
We zien dat sommigen studenten problemen zien en anderen mogelijkheden. Uit onderzoek blijkt dat persoonlijke voorkeur daarbij het meest bepalend is. De markt is belangrijk, opvolging ook, maar de eigen voorkeur, het persoonlijk wensbeeld en de persoonlijke ambitie zijn bijna altijd doorslaggevend. Studenten weten dat ook. Maar dan is de vraag wel relevant waar zij hun eigen voorkeur op baseren. Is het echt hun eigen voorkeur of die van hun ouders, of van de vakbladen en adviseurs? Hebben ze voldoende andere dingen gezien om een vergelijk te kunnen maken? Wij stimuleren daarom dat ze om zich heen kijken en juist ook op plekken waar ze normaal niet zouden kijken. De uitdaging is om dus ook buiten je eigen sociale kring te kijken, zodat ze de wereld van de burger en de maatschappij actief verkennen. Op die manier kunnen ze hun eigen voorkeur onderzoeken.
Wij stimuleren dat ze om zich heen kijken. Vooral ook op plekken waar ze normaal niet zouden kijken.
Welke ruimte gaat er komen voor mensen die boer gaan worden?
Dat beeld wordt dus steeds meer divers. Er blijft plaats voor jonge boeren die zich graag toeleggen op een hoogproductief bedrijf. Zij hebben een uitdaging om in hun bedrijfsvoering de duurzaamheidsvragen concreet te maken binnen een strategie gericht op een lage kostprijs. Dan komt er zeker ruimte in landbouw en veeteelt met toegevoegde waarde. Zij hebben een uitdaging om het verdienmodel passend te maken voor hun bedrijf. We zien dat onze studenten met een steeds bredere blik naar de agrarische sector kijken. Een nieuwe woonwijk betekent dan mogelijke klanten in plaats van een bedreiging. Voor elk bedrijf is een goede verbinding met de lokale en maatschappelijke context belangrijk. Productiebedrijven blijven nodig en er is ook plaats voor, mits zij zich niet opsluiten op hun erf. Er komen ook locaties vrij waar veel produceren als doel minder past. Met ons lectoraat willen we eraan bijdragen dat er voor deze bedrijven wel ruimte is met een strategie gericht op toegevoegde waarde. Dit biedt ook echt ondernemersuitdagingen voor jonge boeren
Op welke manier kun je toegevoegde waarde creëren?
In de multifunctionele landbouw zijn daar al veel voorbeelden van. Vaak is een directer contact met burgers en consumenten belangrijk. We zien ook een herwaardering, juist van die boer in de maatschappij. De huidige crisis is een ramp, dat is helder. Je ziet wel dat mensen daardoor ook steeds bewuster worden dat voedsel echt ergens gemaakt wordt. Dat biedt kansen. Ook zien we dat burgers actief betrokken willen zijn bij het boerenbedrijf, dit gaat zelfs zover dat ze mee willen doen in de financiering. Een recent voorbeeld is Friesland waar burgers samen land kopen om Weidevogelboeren een kans te geven. Het gaat om meerwaarde rond landschap en natuur. Wij leren studenten om het verdienmodel op orde te krijgen en hoe je de geldstromen dus ook richting de boer kunt laten stromen.
Hoe denken studenten over bedrijfsopvolging?
Veel van onze studenten zijn in de gelegenheid het bedrijf van hun ouders over te nemen. Het is mooi om daaraan bij te dragen in de opleidingen. Die overname is ook een moment om de koers van het bedrijf tegen het licht te houden. De jonge boer kijkt steeds kritischer naar die koers van het bedrijf. Tot voor kort was de meest voorkomende strategie gericht op productievergroting en overdragers zien graag dat hun eigen strategie wordt voortgezet. Tegelijk staan de studenten van nu steeds meer open voor een breder palet aan mogelijkheden om het bedrijf te ontwikkelen. Studenten staan open voor alternatieven of gaan zelf op zoek. De basisgedachte dat het een groot bedrijf moet zijn is nog wel diep verankerd. We zitten wat dat betreft in een transitiefase waarin elk bedrijf zijn eigen strategie moet vinden. Een strategie die past bij de boer, de boerderij, de locatie en de markt. Daarbij zie ik een uitdaging om toegevoegde waarde te vinden, zodat boerderijen op meerdere manieren een bijdrage leveren aan de maatschappij.
Wat kan de huidige generatie boeren leren van jullie studenten?
De nieuwe generatie weet veel makkelijker netwerken aan te boren buiten de landbouw. Dit doen ze door sociale media, hun opleiding, reizen en ze hebben vaak een gevarieerde vriendengroep doordat ze al van jongs af contact hebben met mensen. buiten de boerenwereld. Zo’n gevarieerd netwerk is heel waardevol bij het creëren van een open blik en dat zou voor veel van onze huidige boeren ook heel waardevol kunnen zijn. Net als ieder mens, leeft ook de boer makkelijk in een eigen bubbel
Waarom zouden studenten in deze tijd voor een agrarische studie moeten kiezen?
Omdat het boerenbedrijf op het platteland veel meerwaarde heeft voor ons als maatschappij. Daar groeit ons voedsel, daar beleef je de seizoenen, daar zijn de dieren, daar ervaar je het leven, maar ook de afhankelijkheid van het weer en van gezondheid. En de maatschappij realiseert zich dat ook. Ze staat niet met de rug naar de boeren. Veel boeren denken dat wel, maar dat is niet zo. Boeren voelen zich niet gewaardeerd, omdat ze vanuit hun eigen context de signalen van die waardering niet herkennen. Kijk naar alle aandacht die er is voor voedsel met filmfestivals, tv-programma’s en het grote aantal foodies die volop praten over voedsel. Voedsel is opnieuw belangrijk. Mensen waarderen ook de romantiek van het boerenerf en het platteland. Dat is ook de achtergrond waarom ze nu landschapspijn ervaren. Ze zien dat het platteland dat ze kenden verdwijnt. Gelukkig wordt ook uitgesproken dat dit niet de schuld van de boer is, maar van de maatschappij als geheel. Het is in het belang van ons allen dat het platteland behouden blijft. Daarom liggen er volop mogelijkheden in de agrarische sector. Vooral als je er met een frisse blik naar kijkt. Die frisse blik blijkt in de praktijk juist vaak vanuit de niet-boeren hoek te komen.
Heb je nog een boodschap voor agrarisch Nederland?
Wees je bewust dat als je naar hetzelfde kijkt, je toch verschillende dingen kunt zien. Die 20 hectare prachtig in de wind golvend raaigras, hoe kijk je daarnaar? Is dat gewoonweg fantastisch, omdat je straks met 15 meter werkbreedte heel efficiënt en strak kunt maaien? Of is datzelfde veld vreselijk, omdat er alleen maar gras staat en er geen bloem bloeit? Er is dan ook niets te eten voor insecten en daarmee ook niet voor veel vogels. Vanuit onze achtergrond zijn we als boeren getraind, zou je bijna zeggen, om alleen met een productietechnische bril naar onze landbouw te kijken. We moeten zorgen dat we ook de beelden door die andere mogelijke brillen zien en leren begrijpen. Als je dat in de vingers hebt, krijg je ook meer oog voor marktkansen van de landbouw. Betrek de maatschappij bij je bedrijf, doe dit op een manier die bij jou en het bedrijf past.