Ureum is geen wondermiddel

01 februari 2011
-
3 minuten

De vraag of ureum een waardevolle eiwitbron vormt voor de melkproductie is niet eenvoudig te beantwoorden. Deze stikstofbron moet worden ingepast in de processen in de pens. Dr. Ad van Vuuren is hierin specialist. Hij vertelt waarom ureum geen wondermiddel is.

Negen vragen aan Ad van Vuuren

1. Wie bent u en wat is uw huidige werk?

Ik ben Ad van Vuuren, afgestudeerd dierenarts en nu onderzoeker verteringsfysiologie herkauwers bij Wageningen UR Livestock Research. Ik ben in 1993 gepromoveerd op het onderwerp ‘Vertering en eiwitmetabolisme bij melkkoeien’.

Ureum kan het beste gemengd door het basisrantsoen worden gevoerd om geleidelijk beschikbaar te komen en niet in de vorm van krachtvoer

2. Met wat voor onderzoek bent u bezig bij Wageningen UR?

Sinds 2008 coördineer ik het Europese project ’Rednex’. Binnen dit project brengen we de stikstofhuishouding bij herkauwers in kaart. Ook onderzoek ik de vetstofwisseling en de leverfunctie van de koe rond het afkalven.

3. Wat is ureum en zijn er verschillende soorten ureum?

In principe bestaat er één soort ureum die we als meststof en voedermiddel gebruiken. Er zijn wel verschillende vormen, zoals gecoate oftewel Slow Release Ureum. Deze komt trager vrij in de pens. Ureum bevat 46,6 procent stikstof. Voederureum is een bron van niet-eiwit stikstof (NPN) met een enorm hoog ruw eiwitgehalte: 2920 gram ruw eiwit per kilogram. Bij herkauwers komt de ureumstikstof in de pens snel en volledig vrij als ammonium. We rekenen ureum daarom volledig toe aan het OE (Onbestendig Eiwit).

4. Welke voederwaarde heeft ureum?

VEM en DVE (Darm Verteerbaar Eiwit) zijn beide nul en OEB en FRE (Fermenteerbaar Ruw Eiwit) zitten op 2920 g/kg.

5. Wat is uw visie op ureum in rantsoenen voor melkvee?

Dit maak ik duidelijk aan de hand van enkele rantsoenen (tabel 1). In Nederland hebben we veelal graskuilrijke rantsoenen. Hierdoor komt een behoorlijk aandeel OE beschikbaar. Dit stalseizoen hebben we tevens te maken met graskuilen met een hoge Ruw Eiwit Oplosbaarheid. Hierdoor komt de OE uit graskuil vooral de eerste twee uur in de pens vrij (het aandeel FRE1 is hoog). Ureum zou dit aandeel nog eens vergroten, omdat maar liefst 75 procent van de ureum in het eerste uur vrijkomt in de pens. Algemeen toepassen van ureum bij een kuilgrasrijk rantsoen (bijvoorbeeld 50 procent of meer) lijkt daarom overbodig. In rantsoenen die volledig uit snijmaïs bestaan, kan ureum wel voor een deel in de minimumbehoefte aan snel eiwit voorzien.


Tabel 1 Basisrantsoenen met verschillende aandelen gras- en maïskuil en de SDVE-, SOEB- en FRE1-dekking. Rantsoen 1: 50% graskuil en 50% maïskuil, Rantsoen 2: 85% snijmaïs en 15% graskuil.

6. Kunt u de efficiëntie van ureum schatten?

Het overschot aan stikstof komt in de vorm van ureum in een lichaamspool van de koe terecht. Vervolgens kan dit ureum via het speeksel en de penswand terugstromen naar de pens (recycling). Wij hebben in Rednex vastgesteld dat de efficiëntie van deze recycling afneemt van 51 naar 33 procent als het Ruw Eiwit stijgt van 150 naar 180 gram per kilogram droge stof. Om het teruggestroomde ureum te benutten, moet er wel voldoende energie in de pens zijn. Melkkoeien kunnen een beperkte hoeveelheid ureum in de pens benutten, afhankelijk van het rantsoen. De beschikbaarheid van FRE’s en fermenteerbare koolhydraten (FKH’s) is hierbij de meest bepalende factor. Daarbij kan de recycling van ureum bijdragen aan de hoeveelheid FRE2 en FRE3.

7. Loopt het melkvee risico’s bij het gebruik van ureum?

Drie risico’s komen bij mij als eerste naar boven:
» verminderde vruchtbaarheid
» lagere drogestofopname
» ammoniakvergiftiging (bij zeer hoge gehalten)
Hogere ammoniakgehalten in het bloed beïnvloeden de innesteling van embryo’s negatief. Daardoor daalt het bevruchtingspercentage (zie figuur 1). Ureum, ingemengd in rantsoenen, kan een negatief effect hebben op de drogestofopname. De vorming van ureum in de lever en de uitscheiding ervan via urine kosten energie. Overdadige stikstofverstrekking kan leiden tot een lagere energiebenutting. De lever kan bij plotseling verhoogde ureumgiften (300 tot 500 gram/dag) niet alle ammonium verwerken, waardoor vergiftigingsverschijnselen optreden.

8. Hoe wordt ureum toegepast in rantsoenen voor melkvee?

De zetmeelafbrekende bacteriën groeien snel en kunnen eerder iets met ureum. Op dat moment zijn in de pens dus zowel de snelle koolhydraten als eiwitten nodig. De combinatie met snel afbreekbaar werkelijk ruw eiwit (geen NPN: niet-eiwit stikstof) uit grondstoffen of ruwvoer blijft dan toch noodzakelijk voor de voorziening van isozuren en vertakte aminozuren. De celwandafbrekende bacteriën zijn trager, waardoor deze al voldoende hebben aan de ’voorraad’ vanuit de ureumrecycling.

9. Welke aspecten zijn van belang bij de toepassing van ureum?

Ureum inmengen in een basisrantsoen heeft de voorkeur, omdat dan gemakkelijker de snelle stikstof (N) kan worden opgevangen door snelle koolhydraten (FRE1 afstemmen op FKH-1). Ook moet erop worden gelet, dat de behoefte aan FRE2 wel voldoende gedekt blijft. Inmengen in het basisrantsoen kan een mogelijk negatief effect op de voeropname hebben, hoewel we in proeven met een laag RE (minder dan 130 gram per kilogram droge stof) juist een toename van droge stof zagen. De gezondheid van de koe staat in ieder geval altijd voorop. Beperk de belasting van de lever tot het minimum. Als we in enkele porties per dag een eiwitkernbrok met veel ureum voeren, zorgt dit voor ammoniakpieken in de pens die leiden tot een hogere belasting van de lever. Ook is gebleken dat de efficiëntie van de recycling van ureum dan afneemt.


Figuur 1 Bij een hoog ureumgehalte in de melk is het bevruchtingspercentage lager