Voeding rondom spenen cruciaal voor goede biggenopfok
Het realiseren van een hoge bigkwaliteit aan het einde van de biggenopfok start met de juiste voerstrategie in de kraamstal. Biggen met een lage voeropname in de kraamstal vragen om een andere voerstrategie na het spenen dan biggen met een hoge opname.
Van melk naar plantaardig voedsel
Het bijvoeren van biggen in de kraamstal is erg belangrijk om ze te leren voer op te nemen en ze daarmee geleidelijk te leren verteren en fermenteren. Het verteringsstelsel van de big dient geleidelijk getraind te worden om over te gaan van het verteren van melk naar het verteren van plantaardige grondstoffen. Door vroeg vast voer met plantaardige grondstoffen op te nemen, zullen de verteringsorganen zich beter ontwikkelen (zie ook de tabel) en ontstaat er een stabielere bacterieflora in de darmen.
Hoe bepaal je de juiste voerstrategie?
Een juiste keuze van biggenvoer voor en na het spenen is van groot belang om het big goed te ondersteunen. De keuze hangt af van de speenleeftijd van de biggen, de genetica en de hoeveelheid voer die ze opnemen in de kraamstal. Door dit te combineren met het goed kijken naar de biggen voor en na het spenen kun je de juiste strategie vaststellen. Zijn de biggen jong bij het spenen en hebben ze nog niet zoveel voer opgenomen, dan zul je een speenvoer in moeten zetten dat past bij de verteringscapaciteit van de biggen, dus een zeer hoogwaardig speenvoer met makkelijk te verteren grondstoffen.
Heb je biggen die al wat ouder zijn en goed voer hebben opgenomen in de kraamstal, dan moet je rondom het spenen een voer geven met meer voedingsvezel. Zo zorg je ervoor dat de al wat meer ontwikkelde darmen en darmflora gezond blijven. Geef je ze een te luxe voer, dan gaat de vertering te snel en ontstaat er een onbalans in de bacterieflora waardoor ziekteverwekkende bacteriën de overhand krijgen en er diarree kan ontstaan.
Bovendien speelt genetica ook een belangrijke rol. Het ene varkensras is het andere niet. De ontwikkeling van het verteringstelsel verschilt namelijk per genetica en speelt daarmee een belangrijke rol bij de keuze van de voeders.