Werken aan een betere melkproductie

01 april 2011
-
3 minuten

Hoe meer melk de zeug produceert, des te beter de biggen groeien. Daarom is het belangrijk te weten hoe hoog de melkproductie is. De melkscan is hiervoor een prima middel.

Als u kijkt naar een zeug, krijgt u wel een indruk of ze veel of weinig melk geeft. Dat ziet u vooral aan de biggen. Vlot groeiende, vitale biggen zijn een gunstig teken. U weet echter niet precies wat de melkproductie is. Het kan wel eens nuttig zijn om te weten of de zeugen op uw bedrijf veel of weinig melk produceren. Om daar achter te komen hebben wij de melkscan ontwikkeld. De melkscan houdt in het meten van de melkproductie in de eerste levensweek van de biggen. Het is een eenvoudige methode. We wegen tomen op de dag dat de meeste biggen worden geboren. Als we oudere biggen wegen, corrigeren we het gewicht naar het geboortegewicht. Na een week wegen we de biggen opnieuw. Op grond van de groei in de eerste levensweek, berekenen we de melkproductie van elke zeug: de melkscan. De uitkomsten kunnen we vergelijken met die van andere bedrijven.

Belangrijk

De melkproductie van de zeug is belangrijk. Bij een goede melkproductie zijn de biggen rustiger waardoor doodliggen beperkt wordt. Ook is de biggensterfte door onder andere diarree gedurende de eerste levensdagen lager. Daarnaast is een hoge melkgift belangrijk voor een goed speengewicht. In de zomer van 2010 heeft een stagiair van de HAS te Dronten de melkproductie op zeventien bedrijven gemeten. Hij hield ook een enquête onder de zeugenhouders. Op basis van al deze informatie is de melkscan ontwikkeld.

Een gram toomgroei komt (bij afwezigheid van diarree) ongeveer overeen met vier gram melkproductie

Lage melkproductie

Bij de ontwikkeling van de melkscan kregen we een groot aantal referentiewaarden in handen. We weten daardoor wat een goede en een minder goede melkproductie is. Als we vermoeden dat de melkproductie op een bedrijf te laag is, kunnen we met de melkscan objectief vaststellen of die melkproductie inderdaad te laag is en hoeveel dan. De volgende stap is het achterhalen van mogelijke oorzaken.

Enkele resultaten

In grafiek 1 hebben we toomgroei van biggen (en daarmee de melkproductie van de zeug) in de eerste levensweek op zeventien bedrijven weergegeven. Uit de grafiek blijkt dat de verschillen in toomgroei in de eerste levensweek tussen de bedrijven groot zijn. Er zijn tomen die tien kilogram per week groeien, terwijl andere het dubbele doen.

 

Grafiek 1: Toomgroei van de biggen na de eerste levensweek

 

Oorzaak

Wat is de oorzaak van een te lage melkproductie en achterblijvende toomgroei? De oorzaak kan bij de zeug liggen, omdat haar melkproductie te langzaam opstart. Een andere mogelijke oorzaak is de vitaliteit van de biggen. Achter beide oorzaken gaan veel redenen schuil waarom de melkgift onvoldoende is. Denk bijvoorbeeld aan een te lage voeropname na het werpen, een te hoge temperatuur in de kraamstal of een te lage opbrengst van de drinknippels. Bij minder vitale biggen kun je denken aan PRRS- of griepinfecties. Maar ook het geboortegewicht is belangrijk voor een goede melkopname in de eerste levensweek.

Checklist

Wij hebben een checklist opgesteld waarmee u kunt nagaan waarom de melkproductie te laag is. Onderdeel van deze checklist is de uierscorekaart waarmee u de uiers van zeugen direct voor het werpen beoordeelt. Een uier zonder veel spanning krijgt een lage score en wijst mogelijk op een te laag voerniveau voor het werpen. Bij een hoge score kan het omgekeerde het geval zijn.

Uit onderzoek op ons proefbedrijf blijkt dat tomen van zeugen die in de eerste week 3,15 kg per dag opnamen gemiddeld 14,1 kg groeiden. Bij zeugen die 4 kg per dag opnamen steeg het gemiddelde gewicht van de tomen naar 15,50 kg. Hieruit blijkt dat zeugen voldoende voer moeten opnemen na het werpen. Een lage wateropbrengst van de nippel is ook een oorzaak van een te lage melkproductie. Op de zeventien bedrijven bleek het verschil in toomgroei in de eerste week 1,8 kg per toom te zijn tussen bedrijven die onder en die boven het gemiddelde zitten. Bedrijven met een nippelopbrengst van meer dan drie liter per minuut scoren daarbij het beste. De temperatuur in de kraamstal is ook een factor. Boven de 21 graden neemt de voeropname van de zeugen behoorlijk af. Vervolgens gaat ook de toomgroei omlaag. Op de checklist staan verder nog andere factoren zoals spekdikte bij werpen en de voerovergang van dracht naar lactatie. Aan de hand van de checklist kunt u maatregelen nemen en de melkproductie in de eerste levensweek verbeteren. U zou dan de melkscan nogmaals kunnen uitvoeren om te controleren of de melkproductie inderdaad verbeterd is.

In grafiek 2 staat de invloed van het voerniveau na werpen en de toomgroei. De toomgroei is hoger als er harder doorgevoerd kan worden na het werpen. Ook op het proefbedrijf van De Heus zien we dit verband duidelijk. Het verband tussen het geboortegewicht en de groei van biggen in de eerste levensweek op zeventien bedrijven is te zien in grafiek 3.

Grafiek 2: Voergift na werpen en toomgroei


Grafiek 3: Geboortegewicht en groei van biggen gedurende de eerste levensweek