Het groeiseizoen van 2010 kende uitersten. Regionaal waren er grote verschillen. De regen in juli zorgde voor een geweldige groeispurt. De drogestofopbrengst was hierdoor goed. De afrijping liet lang op zich wachten, waardoor het hakselen weken later dan normaal startte. Door overmatige regenval in oktober en de invallende vorst verliep het inkuilen soms onder extreme omstandigheden. Mede hierdoor was de conservering en voederwaarde van de kuilen wisselend. De gemiddelde gehalten van de snijmaïskuil van 2010 wijken niet veel af van die van de kuilen van 2009 (zie tabel), maar de spreiding is erg groot. Het zetmeelgehalte is dit jaar iets hoger maar de verteerbaarheid lager, waardoor de VEM ook circa 16 eenheden lager uitkomt. De variatie in voederwaarde maakt het juist dit jaar noodzakelijk om de snijmaïskuilen te laten onderzoeken.
Tabel 1 Gemiddelden snijmaïskuilen 2009-2010. *GLV=glucose leverend vermogen.
Zetmeelbestendigheid
Van snijmaïskuil is onderhand bekend, dat die in het voorjaar sneller worden. De Heus heeft hiernaar met Blgg AgroXpertus en Provimi onderzoek gedaan. In de kuil neemt de zetmeelbestendigheid af en er zijn diverse factoren die hiervoor verantwoordelijk zijn. Raskenmerken en afrijping spelen hierbij een rol. De afname in zetmeelbestendigheid is voorspelbaar en wordt sinds kort op de uitslagformulieren van de snijmaïskuil vermeld. Als de zetmeelbestendigheid afneemt, daalt het melkvetgehalte. In dat geval neemt de kans op pensverzuring ook toe. Houd daarom de mest in de gaten en pas zo nodig het rantsoen aan. Door pensverzuring daalt de vorming van microbieel eiwit, terwijl de drogestofopname en de voerefficiëntie teruglopen. Daardoor daalt de productie. Pensverzuring leidt tot langdurige problemen, ook al is de acute pensverzuring allang verholpen. Met het vermelden van de verandering in zetmeelbestendigheid op het uitslagenformulier kunnen we dergelijke problemen beter voorkomen.
Diepvriesmaïs
Er is bevroren snijmaïs ingekuild. Dergelijke bevroren kuilen fermenteren niet, ook niet wanneer de omgeving weer opwarmt. Het product dat gevoerd wordt is dus vergelijkbaar met verse maïs. De opname is echter slecht, omdat de maïs muf ruikt. Voor de rantsoenberekening betekent dit dat:
» de opname slechter is
» de BZET-waarden minder betrouwbaar zijn omdat het product niet gefermenteerd is
U kunt maïskuilen het beste als verse maïs laten analyseren. Voor de basisvoederwaarden maakt
dat geen verschil; alleen de BZET-waarden worden niet weergegeven omdat deze twijfelachtig zijn.