Veehouders zijn bereid in te spelen op biodiversiteit
Biodiversiteit speelt in maatschappelijke discussies steeds vaker een rol. Vier veehouders buigen zich over dit onderwerp. Zij zijn bereid hierop in te spelen. De mogelijkheden om dit te doen verschillen per sector, de omstandigheden op het bedrijf en de financiële ruimte die wordt geboden.
De veehouders zitten dit keer achter de eigen keukentafel. Ze hebben contact met elkaar via laptops met een internetverbinding. De coronapandemie maakt het nog steeds onmogelijk om fysiek samen te komen. Aan de orde is het onderwerp biodiversiteit. Een begrip dat steeds nadrukkelijker een rol speelt in het maatschappelijke debat.
Deelnemers aan het keukentafelgesprek zijn Johan Driessens, vleeskuikenhouder in het Belgische Molenbeersel, net over de grens van Nederland. Hij houdt met zijn dochter 240.000 vleeskuikens. Daarnaast teelt hij asperges, prei en bonen en heeft in het aspergeseizoen een winkel aan huis. Varkenshouder en varkensspecialist bij De Heus, Henk Jan Brasjen, heeft in Nieuwleusen (Ov) een bedrijf met 1.600 vleesvarkens. Wim Terlouw is nog de enige melkveehouder op het eiland Marken in het IJsselmeer. Hij houdt 90 melkkoeien op 65 ha, waarvan 25 ha uitgesteld maaien. Jaap Jan Ras tenslotte, voert een bedrijf in Den Bommel (ZH) met 270 melkkoeien.
Het gesprek wordt geleid door Joost Belt, verantwoordelijk voor marketing & communicatie bij De Heus, en Kees Janssen, directeur van Agra-Matic.
Kees Janssen: “Hoe sta je tegenover het onderwerp biodiversiteit?”
Jaap Jan Ras: “Ik onderzoek onze huidige bedrijfsstrategie al lang met als einddoel een stabiele bedrijfsvoering. Wij produceren nu voor een groot deel voor de export. Het is dan extra van belang om te laten zien dat we ook van toegevoegde waarde zijn voor de omgeving, om ons draagvlak te behouden.”
Joost Belt: “Wat verstaan jullie onder biodiversiteit?”
Jaap Jan Ras: “We zijn in Nederland gewend om in monoculturen te telen. Zeker bij de teelt van ruwvoer, is het relatief eenvoudig om polyculturen toe te passen. In de akkerbouw is het ingewikkelder, maar strokenteelt wordt her en der ook al toegepast. Hiermee zou je de veerkracht terug kunnen brengen bij de productie. Ik zie dit zelf als een mooie ontwikkeling.”
Johan Driessens: “Helaas kunnen wij gezien het aantal dieren niet ons eigen voer telen. Dan zouden we bijvoorbeeld meer dan 100 ha moeten gebruiken. Zelf zie ik meer mogelijkheden voor biodiversiteit bij onze groenteteelt.”
Henk Jan Brasjen: “Wat biodiversiteit betreft kunnen we alleen op het erf het een en ander. We hebben weinig invloed op bijvoorbeeld het voer. We nemen deel aan het concept ‘Varken op z’n best’, waarbij het vlees wordt verkocht bij de Lidl en de Jumbo. Het concept bepaalt hoe wij produceren.”
Wim Terlouw: “Toen wij 12 jaar geleden begonnen op Marken, waren wij gedwongen om een bijzondere stap te zetten. We hadden te weinig rechten in verhouding tot onze kosten. Daarom begonnen we met extra opbrengsten in de vorm van contracten voor weidevogels en hebben we onze bedrijfsvoering daarop aangepast. We hebben nu 8 ha kruidenrijk grasland. Op de percelen met uitgesteld maaien leven 150 broedparen weidevogels. Zonder bemesting van kunstmest produceert deze grond net zoveel als andere percelen. De diepe beworteling van de planten zorgt ervoor dat de productie op peil blijft, ook in droge zomers. In droge perioden bemesten we het land met drijfmest door weinig mest aan te brengen. De koeien blijven dan het gras en de kruiden graag vreten en geven er goed melk van. Al met al betekent dit dat wij op ons bedrijf meer rekening kunnen houden met de biodiversiteit. Voor ons is dit haalbaar dankzij de contracten voor weidevogels en de relatief goedkope grond.”
Joost Belt: “Hecht je waarde aan de maatschappelijke acceptatie van de sector als het om biodiversiteit gaat?”
Henk Jan Brasjen: “Zeker. Als je er wat aan kunt doen, moet je het niet nalaten.”
Johan Driessens: “Als pluimveehouder is het lastig om erop in te spelen. We hebben schuren en daar houdt het mee op. We integreren de stallen zoveel mogelijk in de omgeving en hebben een bijenhotel aan de weg staan. Met onze dieren is het heel moeilijk om er iets aan te doen.”
Jaap Jan Ras: “Ik zie het wel bij mijn buurman. Hij laat zijn legpluimvee buiten lopen, maar daar houdt het ook wel ongeveer op. Misschien kunnen we als sectoren voor het draagvlak gezamenlijk de schouders onder de lokale verkoop van onze producten zetten. Desondanks blijft een verdienmodel voor biodiversiteit voor mij een complex thema. Ik heb geen idee hoe ons bedrijf er over 30-40 jaar uit ziet.”
Kees Janssen: “Zouden jullie eisen stellen aan de herkomst van het voer als het om biodiversiteit gaat?”
Jaap Jan Ras: “Ik heb zelf wel eens nagedacht over het hoge kaligehalte in verband met de bodemvruchtbaarheid. Misschien dat we in de toekomst bij de aankoop van krachtvoer rekening kunnen houden met kali.”
Johan Driessens: “Ik zie zeker het belang van de wens van de maatschappij naar meer biodiversiteit. De vraag is: wat is de meerwaarde als je eisen stelt aan de herkomst van het voer? Als het voer duurder wordt, is het in onze sector bijna niet mogelijk om dit terug te verdienen met een hogere opbrengst. We kunnen wel meer uitgeven, maar als er niets tegenover staat, is het economisch niet haalbaar.”
Henk Jan Brasjen: “Concepten als Varken op z’n best kunnen in de toekomst kiezen om geen soja te gebruiken uit de VS of Brazilië, maar alleen uit Europa. Als dit tot kostprijsverhoging leidt, zullen we dit vergoed moeten krijgen.”
FEED. magazine
In dit magazine delen we een selectie van verhalen over vooruitgang en duurzaamheid van De Heus over de hele wereld. FEED. magazine is alleen beschikbaar in het Engels.
Joost Belt: “Zijn er sectoren die voor jullie een voorbeeld zijn als het gaat om biodiversiteit?”
Henk Jan Brasjen: “Planet Proof is in de zuivel een voorbeeld hoe je aandacht kunt besteden aan biodiversiteit. Denk aan graslandmengsels met kruiden en weidevogelbeheer.”
Johan Driessens: “Schakels als slachterijen kunnen extra kosten gemakkelijker doorrekenen naar de afnemer. Het is voor ons niet mogelijk om investeringen en kosten door te berekenen. Eigenlijk is biodiversiteit een maatschappelijk belang en zou de overheid steun kunnen bieden. Daar ben ik echter huiverig voor. Dan moeten we voldoen aan allerlei regels en komt de bijdrage in gevaar als dat een keer niet lukt.”
Jaap Jan Ras: “Dat ben ik met Johan eens. Zo word je nog meer afhankelijk van de overheid. Ik zou zeggen: kijk naar Shell, hoe die de draai maakt naar een duurzaam bedrijf. Als wij als sectoren gezamenlijk de consumentenmarkt dichterbij halen, kunnen wij ook veel bereiken met het op de kaart zetten van biodiversiteit.”
Johan Driessens: “Elk bedrijf en elk persoon zou zijn steentje bij moeten dragen. Het is niet alleen aan de boeren om dit op te lossen.”
Wim Terlouw: “Ik weet dat niet iedereen aan biodiversiteit kan doen. Voor een veehouder in de Flevopolder met dure grond is dit bijvoorbeeld lastig. Als sectoren kunnen we er wel meer aandacht aan besteden.”
Henk Jan Brasjen: “Mijn conclusie is dat veehouders zeker bereid zijn om mee te denken over biodiversiteit en waar mogelijk binnen het bedrijf maatregelen te nemen. Op het ene bedrijf kan er meer dan op het andere. Een belangrijke voorwaarde is echter dat de opbrengsten opwegen tegen de kosten. Anders is het voor bedrijven niet vol te houden.”